Vogels horen de dingen die over hen worden gezegd.
Ze vliegen heen en weer en vangen transparante woorden.
Vogels houden van woorden die ze niet kunnen verstaan.
Over zulke woorden spreken ze met andere vogels.
De veren van vogels zijn gemaakt van die gesprekken.
Vogels houden van de dingen die over hen worden gezegd.
Ze willen niet weten wat transparante woorden betekenen.
Over hun veren weigeren ze een gesprek te voeren.
Ze houden van transparante dingen die ze niet kunnen zien.
Vogels vliegen heen en weer en vangen zichzelf.
© Arjen Duinker
Uit: Buurtkinderen
Querido, 2009
Arjen Duinker
werd in 1956 geboren in Delft. In 1988 verscheen zijn debuutbundel Rode oever. Sindsdien heeft Duinker nog dertien andere dichtbundels gepubliceerd, waarvoor hij verschillende prijzen ontving. De poëzie van Duinker kenmerkt zich door de heldere taal en vaak eenvoudige woorden en zinsbouw. Hij maakt veelvuldig gebruik van herhalingen en opsommingen, waardoor er tussen de woorden in zijn gedichten steeds nieuwe verbanden ontstaan en er continu andere, soms grappige of vreemde betekenissen opdoemen.
Mijn stem is een kale stem. Ik heb nog nooit iets begrepen.Citaat Arjen Duinker (Rode oever, poëzie 1988)
Er bestaat maar een Arjen Duinker. En hij woont in Delft. Op Facebook schrijft hij: ‘Delft is het centrum van de wereld en toevallig wonen wij daar.’ Lijdt hij aan zelfoverschatting? Nee. Duinker doet aan verrukking en overtuigingskracht. Het leven gebeurt hier en nu, lijkt hij te zeggen.
Waar je ook bent, je bevindt je altijd in het centrum van de wereld.
EERST ERVAREN DAN BEGRIJPEN
Duinkers gedichten kunnen openklappen in your face. Een gedicht van Duiker is een wake-up call. Je wordt hier en nu en onmiddellijk uitgenodigd mee te doen. ‘Alsof iemand aanbelt in je hoofd en vraagt of je buiten komt spelen.’ (Citaat Janita Monna, Trouw) Stap binnen in zijn kleurige wereld, waar woorden uitroeptekens worden. Het zijn niet zomaar woorden. Het zijn woorden met taalkracht!
Is de poëzie van Duinker wonderlijk? Nee! Ja! Ze is glashelder. Niet zwaar, niet licht. Nooit behaagziek, maar anders gezegd. Rechtstreeks. Is er sprake van beeldspraak? Nee. Hoe geeft de dichter richting aan je leestrip? Duinker schreef ooit: ’De wereld begint in je handen.’ Zo dus. Neem het gedicht in je handen en geef elk woord evenveel aandacht. Dit gedicht is de wereld.
DE TITEL IS EEN TEASER
Het gedicht maakt zijn titel waar. Dit is een vogelboek. Krijg je soortenkennis? Nee. De vogels in het gedicht staan voor alle vogels. Weet je dan alles? Nou nee. Na lezing weet je wat vogels aanzet tot vliegen zonder geluid. Ze jagen niet op eten. Een interessante observatie. Zijn ze op jacht naar taal? Staat dat er? In regel 1, regel 3 en regel 6 zijn de woorden dingen. De dingen bestaan als ze woorden krijgen. Het is niet belangrijk of je ze letterlijk vast kunt pakken. Duinker zet met strakke regels taal om in taal.
FUNCTIE VAN INTERPUNCTIE
Elke strofe bestaat uit twee regels die beginnen met een hoofdletter en eindigen met een punt.
Het punt waarop een versregel onverwacht afbreekt en doorloopt in de volgende regel heet een enjambement. In dit gedicht vind je er geen enkele.
VERBIND DE TITEL MET DE LAATSTE REGEL VAN HET GEDICHT
Tussen de eerste en de laatste regel horen vogels woorden die ze niet willen begrijpen. Regel 1: ‘vogels horen de dingen die over hen worden gezegd’. Regel 10: ‘vogels vliegen heen en weer en vangen zichzelf’. Elke regel uit het gedicht is een absolute mededeling. Je hoeft de inhoud van het het gesprek niet te kennen. Duinker werkt de uitleg van de woorden als het ware tegen.
De eerste regel is de opmaat. De vogels horen iets over zichzelf. Wie praat over hen? In de slotregel vangen de vogels zichzelf. Vangen ze hun eigen geluid? Of jagen ze op het geluid dat net zo transparant is als een woord? De slotregel is de meest geheimzinnige regel. Een wonder van abstractie.
Ondertussen weten we al dat vogels houden van woorden die ze niet kunnen verstaan. We weten ook dat vogels houden van de dingen die over hen worden gezegd. In de laatste strofe lezen we dat ze houden van transparante dingen die ze niet kunnen zien (!) De ene bewering volgt de andere. De opbouw van de regels herhaalt zich, maar de mededeling is steeds net even anders.
GA UIT VAN DE REGEL DIE ONMIDDELLIJK JE AANDACHT TREKT
Dit gedicht staat vol woorden die iedereen kent. Het oogt lekker aangeveegd. Is er een regel die speciale aandacht trekt? Ja! Iedere regel trekt onmiddellijke aandacht! Misschien zijn er woorden die opvallen tussen de andere aandachttrekkers. De langste woorden bestaan uit vier lettergrepen. Het woord ‘gesprekken’. Het woord ‘transparante’ komt zelfs driemaal voor.
Wat betekent het overnadrukkelijk gebruik van zo’n woord?
De vogels vliegen heen en weer in een imaginaire ruimte. Bestaan die vogels eigenlijk zelf wel? Ze bestaan op papier. Woorden worden dingen en dingen bestaan als ze woorden krijgen. De dichter heeft de waarheid verpakt in zijn eigen logica. Elke regel is een gevolg van de vorige redenering. Zo werkt het ook in een gesprek tussen mensen. De vogelwereld is vol geluid dat evengoed van mensen kan zijn. Onze gesprekken kunnen wonderen zijn van onbegrijpelijk geluid.
Wij begrijpen onszelf vaak niet. Toch houden we ervan om lawaai te maken. Wat horen die vogels? Er zijn gesprekken, maar is er gefladder? Nergens krijg je houvast van een detail. Tot Duinker inzoomt op de veren van de vogels. Die veren zijn gemaakt van de gesprekken. Neem het gewoon van de dichter aan. De vogels in regel 5 en regel 7 worden heel even tastbaar. Toch sluit het woord ‘weigeren’ verdere toenadering uit.
LEES EENS ANDERS!
Dichters verzinnen werelden waarin taalobjecten zich in allerlei richtingen kunnen bewegen. Ze kunnen stilstaan. Ze kunnen voor- en achteruit bewegen. Lees dit gedicht eens hardop van begin tot eind. Lees het daarna van het einde tot het begin. Omgekeerd dus. Die lezing overtuigt je van de noodzakelijkheid van een vogelboek? Ja!