Menu

Home

STOEL

Ik stond naast een tafel en het verontrustte mij dat ik zo
alleen was en opeens hoorde ik het kloppen erg
zachtjes weliswaar maar iets maakte zich kenbaar.
Het was zo subtiel dat ik moest knielen, zo vond ik de
stoel en ik raakte het hout zoals je een tong raakt, ik
legde mijn vinger in een nerf, het begon onmiddellijk te
schemeren en dieren stonden om ons heen.
Inmiddels was ik al niet veel groter dan een speldenpunt
en innerlijk dronken de stoel zond mij zijn gedachten, vrij
technisch maar gevolgd door het ruisen van bomen
voor even, een seconde of drie werd ik stoel. Het was zalig, zalig
dat hout in mijn wervels! De klop in mijn been, een bestaan
zonder bloed of gedachten. En stil te staan eeuwig. En
opgetild. En altijd die functie en een
innerlijk waaien van de bomen afkomstig.


© Marije Langelaar
Voor het eerst gepubliceerd op het Poetry International Festival 2012.

Marije Langelaar
werd geboren in Goes in 1978. Langelaar is naast dichter ook beeldend kunstenaar en studeerde aan de kunstacademie. Haar eerste dichtbundel De rivier als vlakte verscheen in 2003. Sindsdien heeft zij nog één andere dichtbundel gepubliceerd en haar derde bundel verschijnt in 2017. In haar gedichten laat Langelaar in zeer beeldende taal onverwachte, surrealistische gebeurtenissen en taferelen tot stand komen.

Mijn gedichten gaan over het intense verlangen samen te smelten met alle dingen, mensen, dieren en fenomenen. Je wordt het gras. Je wordt de vogel. Je wordt de tafel.
Marije Langelaar: in Meander magazine



HALLO GEDICHT!


HET GEDICHT IS EEN STAPPENPLAN
Langelaar noemt het verlangen om samen te smelten met de dingen, de dieren, de mensen en de verschijnselen. In ‘Stoel’ doet de dichter je voor wat er kan gebeuren als je je letterlijk in een nieuwe wereld waagt. ‘Stoel’ markeert een transformatieproces. Het tekent stap voor stap de overgang van mens in materiaal. Mens wordt stoel. Na de eerste drie regels weet je al veel. Iemand is alleen in een ruimte. Iemand hoort zacht geklop. Welk ‘kloppen’ wordt hier bedoeld? Het kloppen doet denken aan het hart. Het kan een tijdsverloop aangeven. Het kan ook ook een noodsignaal zijn.

‘Wanneer je naar dingen kijkt met de juiste blik, alsof er een vlies van je ogen of de wereld afschuift, wordt de wereld een intens trillende massa.’
Marije Langelaar: in Meander magazine
IK IS EEN ANDER
‘Ik’ is het eerste woord van het gedicht. Stel je voor dat jij ‘ik’ bent. Jij bent onvoorbereid in een onbekende situatie beland. Je weet niet wat er vooraf aan dit moment is gebeurd. Dat staat nergens. Je kunt het wel vermoeden. Hoe ben je in de ruimte terecht gekomen? Ben je er echt alleen? Wat er na het gedicht met je gebeurt weet je ook niet. Na de laatste regel ziet de wereld er misschien een beetje anders uit. Want wie het van binnen voelde waaien, kijkt voortaan anders naar de bomen. Je leest het in regel 15, in de laatste regel.
NUMMER DE REGELS
Tussen regel 4 en regel 7 maakt ‘ik’ intiem contact met het hout van een stoel. De stoel wordt aangeraakt zoals je een tong raakt. Hoe raak je een tong aan? Probeer het je voor te stellen. Plotseling begint het te schemeren. Er verschijnen dieren. De ‘ik’ krimpt. Regel na regel wordt de situatie dwingender.

In regel 7 is de ‘ik’ niet groter dan een speldenpunt. Je waant je op een pagina van Lewis Carrolls ‘Alice in Wonderland’. Maar je bent nog steeds in een gedicht van Marije Langelaar. Je maakt een trip door een fantastische wereld. In regel 8, is ‘ik’ innerlijk dronken, in trance zou je kunnen zeggen. ‘Ik’ kan zien dat alles bezield is. Een stoel zendt in regel 9 zijn gedachten uit.
GA UIT VAN DE REGEL DIE ONMIDDELLIJK JE AANDACHT TREKT
Je kunt ook struikelen over het herhaald gebruik van een woord. In ‘Stoel’ wordt het woordje ‘en’ vaak gebruikt. ‘En’ komt minstens 8 keer voor. Een woord dat je opvalt helpt je om de ‘toon’ van het gedicht uit te vinden. Het gedicht geeft een opsomming van opmerkelijke feiten. Regel 1: ‘en het verontrustte mij’. Regel 2: ‘en opeens’.. Regel 5: ‘en ik raakte’. Regel 7: ‘en dieren’. Regel 9: ‘en innerlijk dronken’. Regel 13: ‘en stil te staan eeuwig. En’. Regel 14 ‘En altijd die functie en …’ Er worden belevenissen gestapeld. Het vaak gebruikte woordje ‘en’ geeft aan dat de situatie dwingender wordt.
DURF HARDOP TE LEZEN!
In het gedicht is iemand aan het woord met een goed verhaal. Jij en de ‘ik’ staan middenin een droomachtige situatie. Stel je voor dat je net iets hebt meegemaakt dat grote indruk op je maakte. Hoe zou je het gedicht dan voorlezen? Het onnozele woordje ‘en’ is een voorleesinstruktie. De ‘en’ wordt: en (toen) en (toen) en (toen). Het is alsof je buiten adem thuis komt nadat je iets geweldigs hebt meegemaakt en onmiddellijk je verhaal kwijt wilt.
LUISTER NAAR JE EIGEN GEDACHTEN, WAT ROEPEN DE BEELDEN IN JE OP?
Vanaf regel 9 is de fantastische situatie uitgesproken bedwelmend. Er staat: ‘innerlijk dronken’. Het ritueel van transformatie is geslaagd en de ‘ik’ smelt voor ‘een sekonde of drie’ samen met de stoel. Het gedicht duwt je vooruit naar de sleutelzin. Regel 11 is de sleutelzin: ‘voor even, een seconde of drie, werd ik stoel. Het was zalig, zalig’. In regel 1 was de ‘ik’ verontrust. Na tien regels is de ‘ik’ haast geukkig. Het woordje ‘eeuwig’ in regel 13 echoot ‘zalig’ in regel 11. De extase van een seconde of drie doet verlangen naar de eeuwige staat van de boom.
HET GEDICHT IS DE PERSONAL TRAINER VAN JE VERBEELDINGSKRACHT
In regels 12 tot en met het laatste woord van regel 15 nemen de bomen de zorgen uit regel 1 definitief weg. Want ‘zonder bloed of gedachten’ ben je voor even bevrijd van jezelf. Het gedicht ‘stoel’ is een bewustzijnsverruimend middel. Gratis en voor niks.